Taalspelletjes

Leuk om thuis Nederlands te oefenen.

Wat ben ik?
Door vragen te stellen moeten de kleuters raden wat je bent:
De kerstboom?  De kerstbal?  De lampjes?  De kerststal?

 

Ik versier de kerstboom en ik hang er …  (variant op ‘ik ga op reis en ik neem mee…’)

Dit klassieke spel traint meteen het geheugen van je kinderen. Wanneer je aan de beurt bent, herhaal je de hele zin en voeg je een voorwerp toe: ‘Ik versier de kerstboom en ik hang er een slinger in.  Ik versier de kerstboom en ik hang er: een slinger en een kerstbal in. Ik versier de kerstboom en ik hang er: een slinger,  een kerstbal en lampjes in.   Ga door zolang je kunt!

 

Wie ben ik?
Dit spel kennen sommige kinderen al van het spel waarbij je een bepaalde kaart met een persoon, dier of voorwerp trekt die je op je hoofd zet zodat je deze kaart zelf niet kunt zien. Bij dit spelletje draaien we de rollen om! De eerste speler neemt een persoon, dier of voorwerp in gedachten. Nu moeten de andere spelers vragen stellen zoals ‘kun je het eten?’ of ‘is het bruin?’. De eerste speler mag de vragen alleen met ‘ja’ of ‘nee’ beantwoorden. De speler die de persoon, het dier of het voorwerp als eerste raadt, heeft gewonnen en mag nu een persoon., dier of voorwerp in gedachten nemen.

 

Liedjes raden
Bij dit spel gaat 1 persoon een liedje ‘hummen’. De andere persoon moeten raden welk liedje dat is. De persoon die het eerst het liedje raadt, mag nu gaan ‘hummen’. In plaats van ‘hummen’ kun je ook ‘zoemen’, ‘sissen’ of bedenk maar iets. Je kunt ook elke ronde wat anders doen of de spelers zelf laten kiezen.

 

Liedjes zingen
Speler 1 zingt de eerste regel van een liedje. De volgende speler moet het liedje afmaken (in ieder geval de volgende 2 regels). Als dit lukt, mag speler 2 een liedje uitkiezen en de eerste regel zingen.